Clara bleef langer dan de bedoeling was voor de koelkast staan, haar vingers rustend op de koude handgreep terwijl haar ogen gericht waren op de schaal met eieren die keurig op een rij stonden op de tweede plank.
Ze waren te perfect – schoon, identiek, bijna streng in hun ordening.
Thuis, in haar ouderlijk huis, was eten altijd iets om voorzichtig mee om te gaan. Restjes werden kritisch bekeken, houdbaarheidsdata werden dubbel gecontroleerd en alles wat ouder was dan een dag voelde riskant aan. Veiligheid betekende versheid, en versheid betekende vandaag. Staand in de keuken van haar schoonmoeder Ruth, had Clara het gevoel dat ze een compleet ander handboek leerde kennen – een handboek dat in stilte was geschreven, zonder uitleg.
Die middag trof ze Ruth buiten in de tuin aan, de lucht gevuld met de scherpe, groene geur van basilicum. Ruth neuriede zachtjes terwijl ze de blaadjes knipte, onverstoord, zonder haast. Het zonlicht viel op haar schouders alsof het daar thuishoorde. Clara keek even toe voordat ze sprak, niet zeker waarom het vragen naar eieren ineens voelde als het bekennen van een fout.
Toen ze het eindelijk deed, lachte Ruth – niet afwijzend, maar vriendelijk – en veegde de aarde van haar handpalmen. Ze legde uit dat ze in de loop der jaren had geleerd om het leven op dezelfde manier voor te bereiden als maaltijden: rustig, van tevoren, zonder drama. De eieren waren geen gok of een snelle oplossing. Het was gewoon een stille belofte aan haar toekomstige zelf.

Er viel een last van Clara’s schouders. De vraag die ze al die tijd met zich meedroeg, ging niet echt over eten. Het ging over vertrouwen – over leren geloven dat zorg er anders uit kon zien dan ze gewend was.
