Zijn stem werd zachter. “Uw ex-man is gisteravond in elkaar gezakt. Hij is met een zware hartaanval naar het ziekenhuis gebracht.”
De kamer helde over. Ik greep de rugleuning van een stoel vast om overeind te blijven.
“Leeft hij nog?”
Er viel een stilte. Te lang.
‘Ze hebben alles gedaan wat ze konden,’ zei hij zachtjes. ‘Het spijt me zo.’
De telefoon gleed uit mijn hand.
De beelden kwamen in één keer terug: Charles die vijftig jaar lang elke ochtend op dezelfde manier koffie zette in onze keuken… zijn zachte lach… de manier waarop hij in het donker altijd mijn hand pakte. Zelfs de dingen die ik haatte – de controlerende houding, de koppigheid – voelden plotseling klein aan. Wreed zelfs.
Mijn woede, die ik in het café had opgewekt, veranderde in een zo zware last dat ik geen adem meer kon halen.
Ik heb nooit afscheid kunnen nemen.
Later die avond bracht mijn dochter me naar het ziekenhuis om zijn spullen op te halen. Zijn horloge. Zijn portemonnee. En zorgvuldig opgevouwen in een envelop met mijn naam erop… een handgeschreven brief.
“Ik weet dat ik nooit goed was in luisteren. Ik probeerde de leiding te nemen, terwijl ik had moeten volgen. Maar van jou houden was het enige waar ik nooit aan heb getwijfeld. Zelfs nadat de papieren waren getekend, was je in mijn hart nog steeds mijn vrouw. Ik hoop dat je me ooit vergeeft. Ik heb mezelf al vergeven dat ik je heb laten gaan – want jou vrij zien was belangrijker dan jou bij me houden.”
LEES VERDER OP DE VOLGENDE PAGINA 🥰
