Hij was al begonnen.
“Wanneer heb je dat gedaan?” Ik deinsde terug.
“Toen je vanochtend bij het uitvaartcentrum was. Jij hebt het voorbereid… Ik kon niets anders doen, Shay. Dit is mijn manier om ermee om te gaan.”
Ik stond er een tijdje in de gang naar te kijken. Het was surrealistisch, alsof ik het huis van iemand anders was binnengegaan, een huis waar mijn dochter nooit had gewoond. De dozen wekten de indruk van een transactie, alsof rouw een taak was die vóór volgende week dinsdag moest worden afgerond.
Ik zei geen woord meer; ik draaide me om en ging naar boven. De badkamerdeur klikte zachtjes achter me toen ik hem op slot deed. Ik ging op de rand van het bad zitten, boog voorover en begroef mijn gezicht in mijn handen.
Het snikken dat volgde was niet hard. Dat was ook niet nodig. Het schudde mijn ribben als een stille aardbeving. Zo eentje die onverwacht komt, alles op zijn kop zet en je doet afvragen of alles ooit nog stabiel zal worden.
Ik hoorde de mensen beneden de begrafenismaaltijd eten die Linda en ik hadden besteld. Ik negeerde de mensen die op de badkamerdeur klopten. Ik negeerde Linda die vroeg of het goed met me ging. Ik negeerde alles.
De deur kraakte toen hij openging, alsof hij aarzelde om me binnen te laten. Zijn bed was onopgemaakt; een gekreukte hoodie lag aan zijn voeten. Haar biologieboek lag naast haar kussen, opengeslagen op een pagina die ze roze had gemarkeerd.
Ik ging langzaam zitten, alsof ze nog ruimte nodig had. Ik streek met mijn vingers langs de rug van het boek en pakte toen zijn kleren. Een voor een vouwde ik ze langzaam op, niet omdat ze gevouwen moesten worden, maar omdat ik de drang voelde om ze weer aan te raken.
De geur van haar shampoo bleef aan de kussensloop hangen. De muren waren nog steeds bedekt met polaroids van zijn vrienden, onze hond Max en een paar selfies met mij.
We lachten allebei. Ik knipperde snel met mijn ogen en probeerde mijn tranen te bedwingen.
“Ik mis je, schat,” fluisterde ik. “Ik mis je zo erg.”
Toen zag ik zijn rugzak, die in een hoekje stond alsof hij wachtte tot maandagochtend.
Ik knielde ernaast en opende het langzaam. Ik rommelde door notitieboekjes en pennen, al die kleine dingen die me tot nu toe niet belangrijk leken.
In zijn geschiedenisboek lag een gevouwen vel papier. Ik haalde het eruit en vouwde het langzaam open.
“Mam, als je dit leest, kijk dan eens onder mijn bed. Dan begrijp je alles.”
Mijn adem stokte in mijn keel. Mijn handen werden koud terwijl de inkt een beetje vervaagde door de hitte van mijn vingers.
