Mijn man gooide de dag na haar begrafenis snel de spullen van onze dochter weg. Wat ik in haar kamer vond, veranderde alles.

Emily’s handschrift. Precies en bedachtzaam. Ze moet dit met trillende handen hebben geschreven, maar haar instructies waren duidelijk. Ze moet het na haar ruzie met David hebben geschreven, alsof ze wist dat ik op zoek zou gaan naar antwoorden als hij ze me niet gaf.

Ik draaide me naar de deur, wezenloos en stil, en knielde neer, mijn hart klopte in een vreemd ritme. Mijn vingers tastten onder het bed tot ze iets van karton raakten, iets zwaars.

Ik trok een stoffige zwarte doos uit de verste hoek en ging op mijn hurken zitten. Mijn hele lichaam trilde, alsof ik al wist dat wat er in me zat alles zou veranderen.

Ik tilde het deksel op.

Er zat een kleine envelop in met foto’s en een digitale voicerecorder.

De eerste foto maakte me misselijk. David werd vergezeld door een vrouw die ik niet herkende, haar arm nonchalant om zijn middel geslagen. Hij poseerde niet alleen, hij glimlachte.

Nog een foto, opnieuw van David, met een klein kind in zijn armen. Het kind had dezelfde grote bruine ogen als Emily.

“Nee,” fluisterde ik, ook al kon niemand mij horen.

Ik opende de envelop. Meer foto’s. Er zaten screenshots in van bankoverschrijvingen, hotelreserveringen, gps-coördinaten en een bonnetje van een juwelier. Alles van de afgelopen zeven jaar.

Zeven.